Installatievolgorde
De snelheid en stabiliteit van de installatie kan worden geoptimaliseerd met de volgende procedure. U moet de voorgestelde standaardprocedure mogelijk aanpassen aan uw omstandigheden. Volg deze stappen om uw apparaten in te stellen:
- Start de Connect Mesh-app en schakel indien nodig over naar "Setup Mode". Maak een nieuw netwerk aan en geef het een betekenisvolle naam.
- Alle mesh-apparaten zijn aan het begin niet aangesloten op de stroomvoorziening.
- Stel eerst alle actuatoren in, oftewel (Mesh Boxes, plafondlampen, 2K Interface, enz.). Sluit alleen het apparaat dat u vervolgens in het netwerk wilt opnemen aan op de stroomvoorziening. Op deze manier verschijnt meestal slechts één vermelding tijdens de apparaatzoekopdracht.
- De permanent aangedreven apparaten die zijn ingesteld, blijven daarna aangesloten op de stroomvoorziening en zorgen al voor een stabiel mesh-netwerk.
- Stel nu alle bedieningsapparaten in, oftewel, wandswitches, afstandsbedieningen en sensoren. Koppel deze met de reeds ingestelde actuatoren en kamers. Stel ontbrekende groepen in (als u sensoren rechtstreeks met apparaten verbindt, wordt er automatisch een groep ingesteld).
- Stel scenes in. Gebruik kamer- of groepsbediening om de betrokken lichten in de gewenste staat te brengen.
- Schakel over naar Control Mode.
- Richten uw favorieten voor uw startscherm. Op deze manier kunt u met één druk op de knop toegang krijgen tot kamers, groepen, scènes en individuele apparaten.
- Maak schema's voor uw installatie. Dit stelt u in staat uw verlichting automatisch op gedefinieerde tijden en dagen van de week te bedienen.
- Als u een Connect Mesh Gateway heeft, stel deze dan nu in.
- Maak een back-up van uw netwerk. Exporteer bijvoorbeeld het .connect-bestand naar uw smartphone en bewaar het in een veilige map of cloudstation.
Als het voor u niet mogelijk is om de geïnstalleerde apparaten individueel aan te sluiten op de stroom, ziet u mogelijk een veelheid aan apparaten vermeld in de apparaatzoekopdracht. De apparaatnamen en iconen geven u al een indicatie van het type apparaat. Om een apparaat uniek te identificeren, kunt u apparaten laten flitsen vanuit de zoeklijst. Druk hiervoor op de knop links van de apparaatnaam. Na een korte verbindingsduur zou het apparaat zelf en/of de status-LED in hetzelfde ritme moeten flitsen als de eerder ingedrukte knop (alleen de status-LED flitst bij ongeconfigureerde mesh-boxen).